Coöperatieve Kaganstructuren in 2de en 3de kleuterklas.


Coöperatieve Kaganstructuren bij de kleuters.
Beurt Gooi .
Juf geeft een onderwerp om over te vertellen.
Vandaag deden we dit aan de hand van een voorwerp uit de klas (2K) en een pictogram (3K) uit de klas. 

De kleuters denken met geleide DenkTijd na over het onderwerp: wat kunnen ze erover vertellen? 
Om te tonen dat ze hierover nadenken, zetten de kleuters een vinger aan hun hoofd.

1 kleuter wordt door de juf aangeduid om te starten met een praatbal.
Deze kleuter vertelt zijn / haar idee aan de anderen, zegt aan wie het nu de beurt is, maakt oogcontact en rolt de praatbal naar dat gekozen kindje.



De gekozen kleuter herhaalt kort wat de vorige zei, en geeft dan pas een eigen idee.



Dit wordt enkele keren herhaald, de praatbal mag niet teruggegooid worden en er wordt niet volgens de wijzers van de klok gewerkt (geen RondPraat).
Aan het einde van deze structuur wordt er gevierd.
We werken op deze manier aan taalvaardigheid (spreekdurf, woordenschat, al een eerste stap in parafraseren) en tegelijk aan heel wat sociale vaardigheden: actief luisteren, oogcontact maken, beurt nemen, beurt geven aan iemand die nog niet geweest is…

Formaties.
Bij formaties begint juf met een voorwerp uit de klas te tonen, de kleuters proberen dit na te maken met de hele klasgroep. Zo oefenen we op woordenschat van dagelijkse voorwerpen alsook op schooltaal. Hoe meer de kleuters vertrouwd geraken met Formaties, hoe moeilijker we het kunnen maken. Van een eenvoudig voorwerp naar complexere voorwerpen, dan naar een getoonde vorm (zoals logiblokken), van een vorm naar een tekening en nog wat later door het correct benoemen van figuren (schooltaal: cirkel, vierkant, rechthoek, zelfs sommetjes kunnen dan gevormd worden enz…).
Iedereen doet mee, geen handen loslaten!
Om het een eerste keer te oefenen, mogen de kleuters praten met elkaar. Na wat oefenen is het de bedoeling dat kleuters Formaties kunnen vormen zonder te praten. Zo leren ze extra aandacht besteden aan hun non-verbale communicatie.






Kies een Kaart.

Alle voorwerpen of kaartjes (denk maar aan memory kaartjes, flitskaarten…) liggen op de tafel zodat de kleuters alles kunnen bekijken.
De leerkracht geeft een onderwerp, of start met een vraag over deze voorwerpen en kiest wie zal starten.









De gekozen kleuter kiest een kaartje of een voorwerp en vertelt hier iets over. Om de andere kleuters te stimuleren iets anders te vertellen, wordt het voorwerp of het kaartje (omgedraaid) aan de kant gelegd.
  
De volgende kleuter is dan aan de beurt. 
Wanneer deze structuur onder de knie is, kunnen we een stapje moeilijker gaan en de structuur ‘Neem een Kaart’ toepassen, daarbij liggen de voorwerpen verstopt (in een voeldoos bijvoorbeeld) of liggen de kaartjes ondersteboven zodat er sneller nagedacht moet worden over wat de kleuter wil vertellen.
We oefenen op deze manier opnieuw op taalvaardigheden (spreken voor een groep, woordenschat van het thema, duidelijk spreken enz…) , en op de sociale vaardigheden: oogcontact maken, goed en actief luisteren zonder te onderbreken…